VERHAALLIJN:
02 juni 1967, De sjah van Perzië, Mohammed Reza Pahlavi, en diens vrouw, Farah Pahlavi, brengen een staatsbezoek aan West-Berlijn. Tijdens een studentendemonstratie – waarbij het tot rellen komt tussen de studenten, agenten en de Iranese beveiliging– schiet agent Karl-Heinz Kurras voor de Deutsche Oper (operagebouw) student Benno Ohnesorg in het achterhoofd.
02 april 1968 Als tegenreactie op de dood van Benno Ohnesorg en de aanslepende Vietnamoorlog komen er in 2 Frankfurter warenhuizen brandstichtingen waaraan ook Andreas Baader en Gudrun Ensslin hebben deelgenomen. De daders worden de volgende dag gearresteerd.
11 april 1968, Na een toespraak op het Vietnamcongres in het auditorium van de Technische Universiteit Berlijn wordt studentenleider Rudi Dutschke op straat door anticommunist Josef Bachmann drie keer beschoten en zwaargewond achtergelaten.
Opnieuw volgt een demonstratie nu tegen het Axel Springer-concern, de grootste Duitse krantenuitgeverij van onder meer het dagblad Bild. De studenten beschuldigen het concern er van de opdrachtgever te zijn van de aanslag op Rudi Dutschke en van eenzijdige berichtgeving over de bovenvermelde zaken.
Ulrike Meinhof journalist bij Konkret, een tijdschrift voor politiek en cultuur, schrijft over het proces van de brandstichters van de Frankfurter winkelbranden en maakt kennis met de verdachten studenten Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Thorwald Proll. Na hun vrijlating in juni 1969 gaan de verdachten ondergronds in onder meer Parijs en voegt Thorwalds zus Astrid Proll zich bij het drietal. Broer Proll keert zich voortijdig af van de groep, die zich bezig houden is met met de ontwikkelen van de Rote Armee Fraktion, een links-extremistische terreurgroep die met harde middelen strijdt tegen het westerse imperialisme. Weer in Berlijn duiken Andreas, Gudrun en Astrid tijdelijk onder bij Meinhof, haar vriend Peter Homann en de jonge Petra Schönau, geadopteerd uit een corrupt meisjestehuis. Bij een snelheidscontrole wordt Baader in zijn auto staande gehouden en terug achter de tralies geplaatst in Moabit, maar op 14 mei 1970 wordt de RAF-leider op initiatief van zijn vriendin Ensslin en advocaat Horst Mahler op spectaculaire wijze bevrijd. Meinhof is aanvankelijk alleen degene die Baader gelegenheid verschafte om te kunnen ontsnappen. Afgesproken was dat zij daarna zou verklaren: te zijn overrompeld door Baaders gewapende bevrijdsters. In een opwelling beslist ze echter om met de anderen door het open raam te ontsnappen en toe te treden tot de Rote Armee Fraktion.
Baader werkt sinds zijn jeugdjaren aan een goedgevuld strafblad, maakte zijn school nooit af en werpt zich op als leider van de politieke terreurbeweging, hoewel hij een van de weinige RAF-leden is zonder universitaire achtergrond. Ensslin laat haar ouders Helmut en Ilse, haar vriend Bernward Vesper en hun zoon Felix achter zich en onderhoudt vanaf dan een vrije relatie met haar voorbeeld Baader. Meinhof verlaat haar vriend en collega Klaus-Rainer Röhl en brengt hun tweelingdochters Bettina en Regine in het geheim onder bij hippies op Sicilië. (Konkret-journalist Stefan Aust – met vriendin Simone voorheen bevriend met Meinhof en Röhl – brengt de meisjes later uit eigen beweging terug bij hun biologische vader.)
In de zomer van 1970 volgt de harde kern van de Baader-Meinhof-Groep een militaire opleiding in een kamp van Al Fatah, een Palestijnse politieke beweging die met terroristische aanslagen voor haar rechten strijdt. Commandant Achmed kan het libertijns gedrag van zijn westerse gasten niet waarderen. Een conflict tussen Baader en Homann loopt hoog op en Meinhof neemt later op abrupte wijze afscheid van haar vriend, die via kampcommandant Abu Hassan de rest van de groepering verraadt. In hetzelfde jaar wordt Berlijn opgeschrikt door drie bankovervallen (29 september 1970), waarbij in korte tijd een bedrag van 200.000 DM door de RAF wordt buitgemaakt. Mahler en Astrid Proll worden gearresteerd, maar het financiële succes ervaren de RAF-leiders als immens. Het eerste dodelijke slachtoffer aan de zijde van de RAF betreft Petra Schelm (15 juli 1971), die met reisgezel Werner Hoppe door een wegversperring van de politie rijdt en door een agent op een achterplaats in het hoofd wordt geschoten. Dit is aanleiding voor een verdere radicalisering van de gewelddadigheden van de RAF. Procureur-generaal Siegfried Buback wordt vermoord en Gerta Buddenberg permanent invalide. Zij is de vrouw van de rechter die voornamelijk verantwoordelijk is voor de arrestatie en de vervolging van talloze RAF-leden (andere eerste generatie RAF-leden betreffen Ingrid Schubert, Irmgard Möller, Manfred Grashof en Gerhard Müller.)
Na een reeks bomaanslagen besluiten de president van het Bundeskriminalamt Horst Herold en diens assistent tot enkele razzia's tegen de Rote Armee Fraktion. In de zomer van 1972 worden de voornaamste RAF-leden opgepakt: Baader, Jan-Carl Raspe en Holger Meins treffen zwaar geschut bij een garage met voorraden, Ensslin loopt vanuit een pashokje in een kledingzaak rechtstreeks in de handen van de politie en Meinhof wordt thuis verrast met een officieel bezoek. Het vijftal wordt achter slot en grendel gezet in de Stammheim-gevangenis, waar onder meer Astrid Proll verblijft. Als protest tegen hun eenzame opsluiting gaan de terroristen in hongerstaking en hun advocaat Siegfried Haag ziet pijnlijk toe hoe Meins wegens "gebrek aan aanwezige medische expertise" het loodje legt. Zes RAF-aanhangers van de tweede generatie – onder wie Siegfried Hausner en Hanna Krabbe – bundelen hun krachten om als wraak de Duitse ambassade in Stockholm te bezetten en twaalf mensen in gijzeling te nemen (24 april 1975). Luitenant-kolonel Andreas von Mirbach en diplomaat Heinz Hillegaart overleven deze actie van de jonge terroristen niet. Tijdens een bevrijdingsactie komt het tot een explosie, waarbij de zes commando's worden verwond. De vastzittende eerste generatie van de Baader-Meinhof-Groep veroordeelt de actie van hun opvolgers als een zinloze wandaad. Hun menselijke doelwitten waren altijd alleen de vertegenwoordigers van de autoriteiten die in hun ogen misdaden begingen, in onder meer de Vietnamoorlog en tegen de Palestijnen. De tweede en derde generatie RAF schroomt er echter niet voor om burgerslachtoffers te maken en iedereen uit de weg te ruimen die hun daden probeert te verhinderen.
Tijdens hun proces trachten de vier overgebleven kopstukken Baader, Ensslin, Meinhof en Jan-Carl Raspe het verloop voortdurend te boycotten door zich als ontoerekeningsvatbaar te profileren en de rechtsgang constant te verstoren. Rechter Theodor Prinzing krijgt verbaal de volle laag en stuit op constante tegenwerking van het eigengereide kwartet. Meinhof draait door en veroorzaakt een onoplosbare onenigheid met haar drie bondgenoten, waarop de verraadster op 9 mei 1976 dood in haar cel wordt aangetroffen. Kort na haar vrijlating neemt Brigitte Mohnhaupt op verzoek van de overgebleven1ste generatie de leiding over de 2de-generatie-RAF tussentijds. Baader, Ensslin, Meinhof en Jan-Carl Raspe worden overgeplaatst naar de zwaar bewaakte gevangenis in Stuttgart. Hoewel Meinnhofs dood officieel zelfmoord betreft, worden de huidige generaties RAF-ers verteld dat ze is vermoord door de autoriteiten. Daarmee wordt de bereidwilligheid tot geweld van de leden verder vergroot.
Op 7 april 1977 worden Generalbundesanwalt Siegfried Buback, diens chauffeur Wolfgang Göbel en begeleider Georg Wurster voor een rood verkeerslicht in Karlsruhe doodgeschoten. Bij een poging tot ontvoering van Jürgen Ponto, voorzitter van de Raad van Bestuur van de Dresdner Bank AG, wordt de bankier onder de ogen van zijn vrouw in eigen huis in Oberursel doodgeschoten en nemen de daders Susanne Albrecht, dochter van een studievriend, mee als nieuwe trofee in een duidelijke missie. Brigitte Mohnhaupt en Christian Klar zijn – met steun van Peter-Jürgen Boock – verantwoordelijk voor de misdaden. Het strakke plan van de ontvoering van Hanns-Martin Schleyer, voorzitter van de Duitse werkgeversorganisatie, lijkt in de voorbereiding (onder meer Willi-Peter Stoll) een briljante zet, maar met een viervoudige dodelijke aanslag – chauffeur Heinz Marcisz en officier Roland Pieler in de ene wagen, chauffeur Reinhold Brändle en officier Helmut Ulmer in een andere wagen – blijken de secundaire RAF-leden hun meedogenloos handelen duur te moeten betalen (5 september 1977). Baader, Ensslin, Raspe en Irmgard Möller krijgen lucht van de kaping van Lufthansa-vlucht 181 door de PFLP (Volksfront voor de Bevrijding van Palestina) (13 oktober 1977). Wegens het mislukken van de kaping is de tweede generatie RAF'ers er niet in geslaagd om hun voorbeelden vrij te krijgen en zien de eerste generatie RAF'ers collectieve zelfmoord in de Stammheim-gevangenis als enige overgebleven uitweg (18 oktober 1977). De Duitse Herfst staat in het teken van de dood van Baader, Ensslin en Raspe, waarop de woeste opvolgers hun gijzelaar Hanns-Martin Schleyer na een langdurige gijzeling in de bossen doodschieten (18 oktober 1977).
D.D. voor Libertina Movie.
Sluiten.
Reacties
Reactie plaatsen